Toespraak 200 jaar SJ door Lucien Van Schoors

Toespraak stadhuis 2 december:
200 jaar Jozefietenonderwijs in Geraardsbergen

Geachte aanwezigen,

Weinig Geraardsbergenaars kunnen zich het onderwijslandschap in onze stad voorstellen zonder de aanwezigheid van het Sint-Jozefsinstituut, in de volksmond het Karmelieten genoemd. Daarom wil ik een summier overzicht schetsen van het wedervaren van deze school in Geraardsbergen tijdens de vorige tweehonderd jaar.

Constant Van Crombrugghe constateerde eertijds de intense nood aan opvoeding en onderwijs voor de verpauperde bevolking en vooral voor een jeugd zonder toekomst, tijdens, en na de Franse overheersing.

Het is misschien goed om kort de politieke en sociale toestand rond 1817 even toe te lichten. De Franse overheersing tussen 1794 en 1815 van het toenmalige België, dat als staat toen nog niet bestond, bracht een zeer onzekere tijd voor de bevolking en meer specifiek voor de kerk die haar maatschappelijke positie tot nagenoeg het nulpunt zag herleid. Zo werden de abdijen en kloosters in 1796 opgeheven en werden hun eigendommen als nationaal goed aangeslagen en meestal verkocht. Dat gebeurde ook met het klooster van de Geschoeide Karmelieten in Geraardsbergen. Na de val van Napoleon in 1815 in Waterloo brak de Nederlandse Tijd aan, hier bij ons ook het Hollands Bewind genoemd. Al deed koning Willem I inspanningen om de economie op te krikken, de volksontwikkeling te stimuleren en scholen te bouwen, toch leefde het overgrote deel van de bevolking, zeker in de steden, in grote armoede; ook zagen velen de noodzaak tot intellectuele en culturele vorming niet in. Er was tevens een migratie van het platteland naar de steden op gang gebracht. De onhygiënische leefomstandigheden in de stad zorgden voor besmettingsziekten zoals cholera, een epidemische ziekte die hier in deze stad in de loop van de 19 de eeuw duizenden slachtoffers maakte. Daarbij kwam dat ouders en bewindvoerders nog niet de nood inzagen van een degelijk onderwijs voor een jeugd, een jeugd die weinig omhanden had en enkel de straat had als zijn leefmilieu. Constant Van Crombrugghe wou stimulansen aanbieden om deze toestand enigszins te verbeteren. Reeds op 6 maart 1817 werd door Van Crombrugghe een kantwerkschool voor arme meisjes geopend in Aalst. Op 1 mei van datzelfde jaar startte hij een weefschool voor, ik citeer: “de arme jeugd, de bedelaars van Geraardsbergen” in de oude herberg ‘Jeruzalem’, gelegen in de Steenstraat. Die woning was gelegen naast het beluik – wij noemen dit een Fort – het fort Van Landuyt, ook Fort Quina genoemd. Naast het aanleren van de weeftechniek werd ook aandacht besteed aan een goede levenshouding en godsdienstonderricht. Later kwamen daar ook lezen en rekenen bij. Bij aanvang werd onderricht gegeven door twee medewerkers van Van Crombrugghe, zij werden de Broeders van de H. Jozef genoemd. Hun aantal verveelvoudigde algauw.

Op 1 december van hetzelfde jaar 1817 kon de pas opgerichte school verhuizen naar het leegstaande karmelietenklooster, dat Van Crombrugghe in eerste instantie huurde en later aankocht met eigen middelen. Daarmee was de start gegeven van een school die later het Sint-Jozefsinstituut zal worden. De eerste prioriteit van de stichter was de opvang en de opleiding van de straatkinderen die gratis onderwijs kregen. Ook burgerkinderen konden onderwijs volgen mits het betalen van schoolgeld. De opleiding tot geschoolde leerkrachten was voor Van Crombrugghe heel belangrijk; niet alleen de leerlingen, maar ook hun begeleiders moesten zich scholen. De jongensschool stond als voorbeeld en kreeg al gauw navolging in de stad, ook met de zogenaamd zondagsscholen.

Van Crombrugghe was een zeer gedreven persoon, zo nam hij algauw zorginitiatieven ten behoeve van volwassenen en ook de opleiding van jonge meisjes. Om dit doel te bereiken richtte hij de Congregatie van de Zusters van Maria en Jozef op, een congregatie die gegroeid was uit een eerdere stichting De Dochters van Maria en Jozef in Aalst. De Zusterschool zoals de school van de Zuster van Maria en Jozef heette, later in de volksmond Het Zusterhuis genoemd, was in eerste instantie een kantschool voor arme meisjes en stond de eerste jaren onder leiding van de moeder van de stichter, Cecile Spitaels. Vanaf 1831 zullen de zusters ook zieken aan huis gaan verzorgen. Dit is de reden dat men ze in deze stad ook de ‘Zwarte Zusters’ noemde. De meisjesschool diende in de loop der jaren meerdere keren te verhuizen, vooreerst in het oude Miniemenklooster, vervolgens in de Buizemontstraat en de Vredestraat om uiteindelijk in 1857 een definitief onderkomen te vinden in de ruime woning met prachtige tuin van Pauline Spitaels, op de hoek van de Abdijstraat en Boelarestraat. Pauline Spitaels was de achternicht van de stichter, zeer godsdienstig en goed bevriend met haar achterneef. In 1844 werd de lagere school, samen met de Jozefietenschool erkend door de Bestendige Deputatie.

Constant Van Crombrugghe zag ook de grote nood aan onderwijs in de ruimere omgeving, zo stichtte hij na de onafhankelijkheid van België ook scholen in Roborst, Halle, Maldegem, Melle, Brussel, Leuven, Tienen en Velm (Sint-Truiden); scholen geleid door de Broeders van de Heilige Jozef, later omgedoopt tot Jozefieten.

Keren we terug naar het Sint-jozefsinstituut in Geraardsbergen. De school groeide geleidelijk uit van een lagere werkschool voor arme kinderen naar een kostschool met middelbare afdeling. Het kostgeld van kinderen met weinig financiële draagkracht werd door betaald door bevriende burgers. De school was een instelling voor zowel kinderen uit de burgerij als kinderen uit minder begoede klasse. In tegenstelling tot de oude humaniora – of de Latijns- Griekse humaniora- organiseerde het Instituut een aanbod van een nieuw modern humaniora die gericht was op de noden van een commerciële en industriële maatschappij. Daaruit zijn later de economische en wetenschappelijke afdelingen gegroeid. Samen met het Jozefietencollege van Melle was Geraardsbergen een van de eerste scholen waar dergelijk aanbod werd gedaan.

In 1841 werd een wet gestemd waarbij elke gemeente verplicht werd om een eigen gemeenteschool op te richten met gratis onderwijs. De stad tekende een overeenkomst met de Jozefieten om een gemeentelijke Jongensschool op te richten in de Kleine Karmelietenstraat. De kloostergemeenschap zorgde voor gebouwen, klaslokalen en gratis onderwijs. De gemeenteschool ging van start in 1844 met 45 kinderen; een getal dat de volgende jaren opliep tot 330. De aangenomen gemeenteschool, zoals die toen heette, moest in 1880 de deuren sluiten na een koninklijk besluit dat aan de stad het bevel gaf om een lagere school voor jongens en meisjes, met kleuterschool te bouwen. Dit gebeurde op het terrein van het afgebroken begijnhof, de huidige Middenschool.

Eind negentiende, begin twintigste eeuw was er een zeer dynamische geest merkbaar in het instituut. In 1886 werd met een middelbare landbouwschool gestart die erop gericht was de moderne landbouwmethodes aan te leren. De school beschikte over een neerhof met moestuin, hoevedieren, pluimvee, boomgaard, wintertuin en over een paar hectares landbouwgrond. In het bijzonder werd een meer rendabele cultivatie van tabak uitgeprobeerd. U moet weten dat Geraardsbergen toen in België een belangrijk centrum was van de sigarenindustrie. Appelterre, Vloesberg (Flobecq) en ook de omliggende dorpen rond Geraardsbergen waren gericht op deze industrie. Al haalde de landbouwschool meerdere ereprijzen, zelfs op wereldtentoonstellingen, de ouders zagen het nut van een dergelijke opleiding onvoldoende in en vonden dat hun kinderen meer nodig waren op de boerderij dan op school en zo moest deze afdeling bij gebrek aan voldoende leerlingen de deuren sluiten in 1908.

De aanwezigheid van de Jozefieten in de stad was en is nog steeds zeer merkbaar, ook in andere geledingen. Ik geef enkele voorbeelden: In 1934 stichtte de toenmalige prefect pater Marcel de jeugdbeweging KSA die in de loop der jaren en tot op de dag van vandaag is uitgegroeid tot bloeiende jeugdvereniging. In 1973 kwam er een splitsing en werd een nieuwe jeugdbeweging de Chiro in het leven geroepen. Oudere Geraardsbergenaren zullen zich zeker nog het Mariaspel in 1950 herinneren. Dit massagebeuren dat viermaal werd opgevoerd speelde zich af in de tuin van het klooster op de Oudenberg. Niet minder dan 356 acteurs, muzikanten en figuranten traden op, niet alleen leerlingen en leerkrachten van het instituut maar ook van andere scholen en groeperingen uit de stad. Op deze romantische plek op de flank van de Oudenberg, werden, naar ik hoorde zeggen, veel liefdesbanden gesmeed, die bij nogal wat leerlingen later zijn, uitgegroeid tot een langdurige huwelijksrelatie. Over de Koninklijke Oud-leerlingenbond en de muziekgroep De Fall zal volgende spreker het uitvoeriger hebben.

Om te besluiten wil ik enkele paters vernoemen die in Geraardsbergen geen onbekenden waren: Pater Marcel Van Kerckhoven, die meer dan twintig historisch waardevolle werken heeft geschreven over Geraardsbergen, Pater Gerulf, die in sportmiddens gekend was als de ‘sportpater.’ Hij was de stuwende kracht achter de extrascolaire sportactiviteiten van leerlingen en leerkrachten en bezorgde op die wijze het Karmelieten het etiket van ‘sportschool’, Velen herinneren zich nog Pater René, de pater met de lange grijze baard, in soutane en die jarenlang instond voor zijn kapel op de Oudenberg. Bij de honderden, ik mag zelfs zeggen duizenden oud-leerlingen en oudere Geraardsbergenaren was pater Boudewijn ook helemaal geen onbekende. Met veel eerbied en respect herinneren velen zich pater Willibrord, in de stad beter gekend als pater Jaak Geysels. Na zijn schitterend missiewerk in Congo heeft hij ook hier tot op hoge leeftijd prachtig parochiewerk verricht. Zoals u hebt gemerkt hebben de Jozefieten zich gedurende 200 jaar niet verborgen in hun klooster, integendeel.

Dames en heren, de jongste jaren is het onderwijslandschap flink aan het veranderen: er moet worden ingespeeld op nieuwe pedagogische uitdagingen en ook de zorg voor elke leerling, ook die van vreemde origine, is prioritair. Schoolgemeenschappen zijn gevormd of krijgen stilaan profiel. Hopelijk kan bij de huidige schaalvergroting elke school, zijn eigenheid behouden; en in het geval van het Sint-Jozefsinstituut is het belangrijk dat de eigen ‘Familiegeest’, indachtig de wens Constant Van Crombrugghe, bewaard blijft.

Lucien Van Schoors

 

Recente berichten